zondag 11 november 2012

En toen waren we in Rotterdam

De laatste etappes verliepen snel, met dagen waarin we 150 tot 180 kilometer aflegden. Twintig kilometer per uur, en daar hoefde de Scania niet eens hard voor te werken. Toch waren het volle dagen, van flauw ochtendlicht tot vroege avondschemer. Wat een verschil met de zonnekracht van mei!

Van Cochem voeren we naar Keulen, waar loods Jan achter in een industriehaven een rustige plek wist. Een zoektocht in de omgeving, over treinsporen en langs achtertuinen, bracht ons in een woonwijk waar je als toerist nooit komt. Stickers op de vuilnisbakken in het Duits en het Turks. En toch, opgeruimd, een veilig gevoel, en een oergezellig eetcafé waar het niet lukte meer dan € 17,50 op te maken aan Kölsch bier, Sauerbraten en wijn. De hele reis ongeveer al verkeren wij in verbijstering waarom het bij ons allemaal ten minste twee keer zo veel kost. Welke Duitse kroegbaas is bezig failliet te gaan zonder dat hij het doorheeft? Wie is er in de Nederlandse horeca bezig schandelijk binnen te lopen? Ik ken er een, maar dat is een uitzondering...

Van Keulen naar Lobith, overnachting voor anker in een grindplas. Geen verse broodjes die ochtend. 

Dordrecht Wolwevershaven
Door naar Dordrecht, aankomst vrijdag om een uur of vier, in de Wolwevershaven. Met afstand de mooiste haven van de hele reis, en voor ons ook een soort thuishaven. Toen Rob en ik de eerste keer gezakt waren voor ons examen Groot Pleziervaartbewijs hebben we daar, in eetcafè 't Vlak, uitgebreid zitten mopperen op die examinator die er niets van snapte. De wijn vloeide rustig maar gestaag die avond, en dat geeft een thuisgevoel. Deze keer trok na een grijze dag bij wijze van welkom de lucht open, en mochten wij ons koesteren in het gezelschap van dierbaren met wie wij alvast een soort voor-finish konden vieren.

Bijzondere stad - bus te water
De volgende ochtend de laatste twintig kilometers door het indrukwekkende scheepsbouw- en havenlandschap van de Rijnmond. In zekere zin een hoogtepunt - ook al merkte iemand op dat het hoogtepunt hier ook het diepste punt is. Zóveel bruisende activiteit en scheepsverkeer hebben we op het water de hele tijd niet gezien.
ss Rotterdam en Anna Koosje
We hadden gerekend op iets meer getijstroom tegen dan er was, en zo waren we om half twaalf bij de Veerhaven. Daar zouden we worden verwelkomd door een onbekend aantal fans, maar om twaalf uur pas. Te vroeg aankomen was geen optie, dus nog even een rondje sightseeing langs de Parkkade en het aangemeerde ss Rotterdam.
Terug naar de Veerhaven, uit westelijke richting dus, tot teleurstelling van enkele verwelkomers die dachten ons vanaf de Willemsbrug met champagne te overgieten. 

Aankomst Veerhaven
Het was hartverwarmend, waarschijnlijk wel dertig mensen die naar Rotterdam waren gekomen om ons binnen te halen, en die ons verwelkomden met getoeter, gefluit en hoera-geroep. Sint Nicolaas komt volgende week; die mag blij zijn als hij zoveel belangstelling krijgt.

Ik sluit af met de woorden die Karel van der Hucht namens allen sprak en waarvan hij me de tekst toezond, en met de mail die ik als dank aan de organisatoren van het welkom heb gestuurd.

Karel:
"Beste Rob en Johan, beste mensen,
Het is volbracht. Een oude dame van 82, de Anna Koosje, is in haar thuishaven teruggekeerd. Na een vaartocht van vele maanden, duizenden kilometers en erg veel sluizen; naar de Zwarte Zee en terug; bestuurd en bestierd door twee hartelijke jonge mannen (nou ja, van zekere leeftijd); en opgeleukt en vertroeteld door een schare welwillende liefderijke amateurs, opstappers of ook wel opvarenden genoemd.

Proficiat schippers, de Anna Koosje heeft de Zwarte Zee geproefd en aan schippers en opvarenden de schoonheid van de oevers van Rijn, Main en Donau getoond. Wat een prestatie, schippers, om een oude dame met jullie inzet en passie zo te laten genieten van haar oude dag. Jullie hebben geschiedenis geschreven. En wij opvarenden mochten daarvan getuige zijn. Dank!

Wat is er bewaard gebleven? Veel, heel veel: jullie herinneringen, veel er van al vast gelegd in het Anna Koosje blogarchief, en onze herinneringen, deels vastgelegd in foto's. Het is een selectie van deze foto's, samengesteld door Ruud, die wij hierbij aan jullie willen overhandigen, als dank voor het met ons willen delen van De Avonturen van Kapiteins Rob en Johan.
Namens alle opvarenden: heel veel dank en nog vele gelukkige jaren met de Anna Koosje gewenst." 
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Beste Karel en Ruud,

laat ik nou gedacht hebben dat Karels woorden voortkwamen uit een spontane opwelling! Maar het was een heuse voorbereide dankrede, die daarmee de Anna Koosje plaatste op het niveau van een Nobelprijslaureaat. Namens de oude dame, veel dank voor de eer. Ze verdient het, na 8000 kilometer of pakweg 800 motor-uren. Met je auto leg je in die tijd 60.000 kilometer af, anderhalf keer de wereld rond. En dat zonder een enkel majeur probleem. Ja, ze bleef aandacht vragen, maar dat was goed ook om de schippers scherp te houden.

Veel dank voor jullie beider inspanning om de aankomst tot een feest te maken. Natuurlijk wisten we van het initiatief, maar we hadden geen idee hoeveel mensen er daadwerkelijk zouden komen opdagen. Misschien tien of twaalf dachten we. Maar dit was bijna letterlijk overweldigend. Toen iedereen eenmaal aan boord was, vroeg ik me echt af of die allemaal zonder stapelen in het ruim zouden passen.
Het is vreemd en mooi, mooi en vreemd om weer thuis te zijn. Ik kijk terug - en ik weet zeker dat het bij Rob ook zo ligt - op een reis met heel veel indrukken; over de vaart; over dit wondere werelddeel dat vanaf het water een nog mooier, intiemer gezicht toonde; en over het samenzijn, de gesprekken en soms de wrijvingen met bijna vijftig meevaarders. We hebben iedereen beter leren kennen, en dat geldt natuurlijk ook vice versa. Je kunt niet meerdere dagen zo nauw met elkaar verkeren zonder daar indrukken aan op te doen. Al is het alleen maar over de kleur van de pyjama's, het hol of bol schaven van de kaas, of een perverse voorkeur voor alcoholvrij bier...
Het was en is een groot voorrecht dit met jullie te kunnen delen.
To be continued, zolang we in staat zijn het leven te vieren.



donderdag 8 november 2012

Afkicken

Straks gaan we bij Lobith de grens over. De Duitse schwarz-rot-gelb gaat als laatste van een stuk of tien natievlaggen die de afgelopen acht maanden aan de zaling hebben gehangen, naar beneden, en we zijn weer gewoon een Nederlandse luxe motor. Een van de vele, van die scheepjes waar de beroepsvaart zich vaak een beetje aan ergert of ten minste laatdunkend over doet.

Toen we in 2010 aan het Anna Koosje avontuur begonnen, hadden we drie criteria voor het soort schip dat we zochten. Het moest comfortabel verblijfsruimte bieden aan ten minste zes personen, het moest geschikt zijn voor de voornaamste Europese binnenwateren, en het moest een bijzonder schip zijn. Ik was er met de Alcedo, mijn vroegere Lemsteraak, een beetje aan gewend geraakt dat we in elke museumhaven welkom waren en dat vond ik, niet vrij van enige ijdelheid, nogal prettig. In de jachthavensmassa meeschuiven ligt me niet zo.

Met de Anna Koosje hebben we dat dan ook dubbel en dwars gekregen. Vanmorgen nog, in de afvaart op de Rijn, komen we twee grote Hollandse binnenvaartschepen tegen die aan een passeermanoeuvre bezig zijn. Horen we even later over de marifoon de een tegen de ander zeggen: "Dat is nog een een mooi scheepje, die maken ze zo niet meer". 

Of die andere Hollander die ons, op de Donau nog, tegemoet kwam en ineens op de marifoon doorkwam: 
- Als je klaar bent, is-ie van mij.
- Wat bedoel je?
- Nou, als jullie klaar zijn met varen, neem ik dat scheepje over.
- Leuk dat je het zegt, maar wij willen nog een tijdje doorvaren.
- En ik moet nog een tijdje.

Of de blogger 2composers, die vanuit zijn hotelkamer in Boppard naar beneden keek, ons zag varen en deze briljante foto maakte. Wij mochten hem niet-commercieel gebruiken. Zie http://www.flickr.com/photos/schuberts/8160892090

Een ander perspectief op het Ruhrgebied


Op de heenweg in april was een van onze eerste Rijntrajecten door het Ruhrgebied. Dat kenden we natuurlijk, we waren er vaak genoeg doorheen gereden en wat we ervan vonden stond ook al lang vast. Zware industrie is niet bedoeld om mooi of indrukwekkend te zijn, dus dat namen we even voor lief als minder plezierige aanloop in de richting van onze grote verwachtingen: Lorelei, kastelen, abdijen, Wenen, Budapest, Donau, Sulina - in dat rijtje hoorden Duisburg en Krefeld niet thuis.

Nu op de terugreis kijken we er anders naar, en we zijn er blij mee. We zijn langs nogal wat haveninstallaties en industriegebieden gevaren. Die varieerden van gewoon matig onderhouden tot totale kommernis, met werkloze en roestende havenkranen bij verlaten industriegebouwen. De enige plekken met zichtbare beweging waren de zand- en grindoverslagplaatsen waar iets werd gedaan met opgebaggerd materiaal uit de rivier. Dat is economisch gesproken nogal laagwaardige activiteit.

Wat is het Ruhrgebied dan een indrukwekkende demonstratie van bedrijvigheid en organisatie. Alles werkt, installaties en gebouwen zien er goed onderhouden uit, en het is een komen en gaan van allerlei soorten vervoer. Bulk- en containerschepen, vrachtwagens en eindeloze goederentreinen.

Als je een aantal weken op een schip de wereld aan je hebt zien voorbijtrekken, ontwikkel je makkelijk een soort toeschouwersperspectief, onthecht en op afstand. Dat heeft zijn nadelen, maar het is nu eenmaal zo. Met die blik slaat opnieuw de verwondering toe over het vreemde wezen dat de mens is. 
(Ik moet ineens denken aan een oude Suske en Wiske. Jerom: "Jij als buitenstaander, Lambiek, wat vind jij van de mensheid?") 


Aristoteles noemt drie aspecten die de mens uniek maken - de taal, het vuur, en het politieke vernuft. Bij politiek heb ik heel lang gedacht aan partijcongressen en regeerakkoorden, en vond dat nou niet de top van het menselijk genie. Maar het is hier in het Ruhrgebied waar je het politieke vernuft bezig ziet. Het is het vermogen, eenlingen te laten samenwerken in complexe processen. Een Airbus is het product van het politieke vernuft. En dat er een schip de haven van Duisburg binnenloopt, dat daar een loskraan klaarstaat en een transportband of vrachtwagen die weet waar hij heen moet, ook dat is vernuft. 


Soms roept een industrielandschap meer reflectie op dan een bezoek aan een museum.

Van Rob: Hoechst en volgende dagen. De Rijn en de Moezel

Hoechst was als thuiskomen. We lagen op precies dezelfde plek als op de heenreis. Zo waren we ook op de hoogte van het winkelaanbod en konden de lege flessen van boord. Tussen afstappers en opstappers was er enige tijd, dat geeft wat rust in de tent. Opstappers waren Rijnloods Jan met zijn Tjitske en Babette. Zij kwamen met de auto, die we na een kop koffie wegbrachten naar Rüdesheim, zodat Tjitske daarmee de volgende dag samen met Johan terug naar Nederland kon rijden. Nu lijkt dat allemaal niet zo belangrijk ware het niet dat aangekomen op het station in Rüdesheim de trein al op punt van vertrekken stond en wij nog aan het hannesen waren met de kaartjesautomaat. Komt daar een meneer naar ons toe en geeft ons zijn dagkaart geldig voor 5 personen en wel tot 11 uur ‘s avonds. Hij wilde er niets voor hebben. Door deze wederom hartverwarmende ervaring kwamen we zeer op tijd terug in Hoechst en konden meteen aanschuiven in het restaurant.


De volgende ochtend komt dan na de twee laatste sluizen het afscheid van de Main, en varen we de Rijn op. Tussen hier en de Noordzee is er geen sluis meer. We spoelen met grote snelheid naar Rüdesheim, waar we door een uit zijn ziekbed opgestane steigerbeheerder worden opgewacht. Hij had het slot van het hek gehaald, en werd bij het zien van de Anna Koosje, ondanks zijn zieke kop, helemaal enthousiast en wilde graag het hele schip zien. Tjitske en Johan vertrokken in de stromende regen; het zag ernaar uit dat hij tijdig voor de maaltijd in Doorn zou zijn.
Wij keken de kat uit de boom en wachtten tot de regen enigszins ophield. Rüdesheim heeft een hoog Volendam gehalte. In het kleine centrum alleen maar toeristen, ten minste als het niet regent. Nu was het er echt leeg. De beroemde Drosselgasse, waar je bovenin begint met je eerste glas wijn en je dan zo naar beneden drinkt, was leeg. Na nog wat wandelen vonden we een verwarmd terras. En als wij er eenmaal zitten komen er steeds meer mensen.
De wijn was er zo lekker dat we nog een tweede fles bestelden. Koken deden we aan boord en we lagen niet laat in ons mandje. Je merkt die wijn toch wel.

Koblenz, das Deutsche Eck
Maandag bijtijds op. We wilden naar Koblenz en daar verder zien wat we zouden doen. Het ging heel voorspoedig door de flinke stroom mee. Dan dus maar de Moezel op anders zijn we te vroeg in Rotterdam. De mast moet weer omlaag en even na de eerste sluis komen we er achter dat die Moezel ook flink hard stroomt maar dan tegen ons in. Het is er wel prachtig met aan beide kanten wijnbergen. Niet echt hoog, maar wel enorm steil. Hoe doen ze dat met het plukken? Na de derde sluis leggen we aan in het donker aan slechts één paal. In het restaurant op de wal vlakbij verotschuldigt de ober zich dat hij alleen maar een menu voor 14 euro heeft. Voor dat geld krijgen we een voor-, hoofd- en nagerecht, en staat er een saladebuffet.

Kleine Koosje
De volgende morgen blijkt de barometer een sprong omhoog gemaakt te hebben. Met fraai weer varen we door naar Cochem. Door de sterke stroom doen we daar bijna 3 uur over 14 kilometer. Cochem, hoewel ook zwaar toeristisch, is wel de moeite waard. We besluiten omhoog naar het fraaie kasteel te lopen. Dat is maar 100 meter stijgen. Van daar heb je een prachtig uitzicht op de rivier. Wat lijkt de Anna Koosje dan erg klein. Na nog wat boodschappen en een glas Moezelwijn wordt het eten voorbereid en dat is bijna klaar als Johan weer aan boord komt.

woensdag 7 november 2012

Nagekomen van Rob, over Hongarije


Als de schipper van boord is vieren de matrozen...?

In Budapest hadden we het wel getroffen. De Rügen, het hotelschip waar we in Belgrado naast hadden gelegen, ging vertrekken en wij mochten aanleggen naast Der Kleine Prinz van de zelfde maatschappij. De consequentie was een liggeld van ongeveer drie tanks benzine, zoals Johan opmerkte. Nu rijdt hij in een niet kleine auto, dus dat was even slikken. Maar daarvoor lagen we wel op een prachtig plekje met idem uitzicht op de stad. 
Al snel kregen we bezoek van de dochter van Goos en haar vriendin, die voor een paar dagen een stedentripje maakten. Na de rondleiding over de Anna Koosje, zijn we met hen in de stad gaan eten. Veel belangstelling hadden we ook van de bemanning van de Kleine Prinz. De volgende dag werden we in de ochtend reeds onthaald op een glaasje absint door de bardame, die haar verjaardag vierde. Deze Servische was 31 geworden. Een leeftijd die schril afstak bij de toch wel bejaarde gasten daar aan boord. 
Na onze stadswandeling en een bezoek aan het kasteel in Buda rustten we onder het genot van een glas uit in haar bar aan boord. Dat mochten we niet afrekenen. Ik heb al vaker gezegd dat we alleen maar vriendelijke mensen ontmoeten. Dat maakt deze reis ook extra bijzonder. 
Dan is het zondag en gaat de bemanning inclusief Johan van boord. René en ik blijven achter. We genieten van de rust die ineens over het schip komt en hebben geen haast. Szentendre, waar we naar toe willen ligt slechts 23 kilometer verder stroomopwaarts. Hoewel het weer minder was dan de afgelopen dagen, maakt Budapest nog steeds een enorme indruk met als hoogtepunt het parlementsgebouw. Het is ook een afscheid. Ik verwacht hier niet meer terug te komen. 
Bij km 1657 zijn we de Szentendre-arm van de Donau opgevaren. De havenmeester aldaar had ons verzekerd dat het kon en zou een plekje voor ons vrij houden. Dat was dus geregeld. Ik kende het stadje reeds door een eerder bezoek. Szentendre is het meest bezochte dorp van Hongarije. Het heeft die belangstelling door de vele vluchtelingen die in de 15e eeuw hier naar toe kwamen. Grieken, Serven Dalmatiërs en Zuid-Slaven. De sfeer is Mediterraan. Toen velen in de 19e eeuw terugkeerden naar hun thuisland, kwamen er  kunstenaars en die zijn er nog. Het heeft wat weg van Volendam, maar dan anders. 
Bij de ondergaande zon zagen we de vele toeristen vertrekken, en keerde ook hier rust terug. Ik wilde daar eten waar ik dat ook een paar jaar geleden had gedaan. Waar het toen zo druk was, waren wij nu de enige gasten. Op het menu stond alleen een voedzame goelashsoep met brood. Dat kwam eigenlijk goed uit want daardoor waren we op tijd voor een voorstelling van jonge acteurs uit Budapest die, uiteraard in het Hongaars, een toneelstuk met zang opvoerden naar een Spaans thema. Zoveel hebben we begrepen. Hoewel we niets verstonden werd het verhaal ons toch duidelijk. Niet in de laatste plaats door de enorme inzet van deze acteurs. Anderhalf uur later zijn we naar de Anna Koosje terug gelopen.

Dan is het maandag en er moet weer gevaren worden. De stroming tegen is minder dan op de Grote Donau behalve dan op een klein stukje waar de bocht scherp is, de stroming hard is, het water ondiep en de tonnen raar liggen. Gelukkig geen ander verkeer. Dan merk je wat ervaring doet. Fijn ook dat we zo’n goede boegschroef hebben. 
In Visegrad, km 1694 vinden we een ligplaats aan een ponton nadat we in Nagymaros zijn weggestuurd. Eerst dachten we daar voor niets te liggen, maar dat bleek de volgende ochtend anders. Dezelfde firma als van het ponton te Budapest wist ons te vinden. 
Vlak bij het ponton was een restaurant met middeleeuwse aankleding van niet alleen de inrichting maar ook het personeel. We hebben uitstekend gedineerd. Zo varen met z’n tweeën is toch anders. We hebben heel wat gesprekken gehad over wat ons zo bezighoudt. Dat was heel boeiend. Vond ik tenminste.

Dinsdag moeten we verder naar Eztergom en komen langs De Donauknie. De 90 graden bocht waar de Donau van Zuid-Noord ombuigt in Oost-West. Esztergom is de oude hoofdstad van Hongarije geweest. Er staat een enorme Dom en nog wat resten van het Koningspaleis. We leggen de Anna Koosje voor anker, want anders wordt het wel een erg dure grap. Met het kleine bootje naar de jachthaven, waar de gebelde havenmeester ons een sleutel komt brengen. Het is een flinke klim om bij de Dom te komen. Het uitzicht boven over aan deze kant Hongarije en aan de andere kant Slowakije met daartussen de brug is fantastisch. Ooit waren hier strenge controles en stonden er zwaar bewapende soldaten het verkeer tegen te houden als dat er al was. Nu rijden er auto’s heen en weer en zie je voetgangers vrij lopen. 
Weer beneden aangekomen vinden we een slager, een groenteboerin en een supermarkt. De voorraden worden aangevuld. Na een biertje weer terug naar de AK. De zonsondergang is bijzonder fraai. We stellen het eten uit om het helemaal mee te maken. Dan maken we een prima maaltijd klaar. Aardappels dienen volgens Goos (eerdere opstapper) eerst gekookt te worden en dan afgekoeld voor dat je ze bakt. Rene heeft dat keurig gedaan en voor het afkoelen plaatste hij de aardappels buiten direct bij de deurtjes naar het ruim. Dus toen Karin belde en ik even voor de privacy naar boven ging stapte ik daar midden in. We hebben nog wat kunnen redden en het smaakte er zeker niet minder om. Het feit dat ik dit schrijf mag de lezer gerust stellen. 
Zoals was voorspeld, meldt Johan zich om 23.00 uur en met het kleine bootje haal ik hem aan boord. Hij brengt nuttige dingen mee, zoals oude komijnekaas en Friese nagelkaas, alsmede een wat ruimer snoertje voor de computer in de stuurhut. Nog een afzakkertje (Palinka) en dan in de koffer. Morgen vroeg weer op want het is nog 140 km naar Bratislava en daar willen we donderdagavond zijn.

zondag 4 november 2012

Kostheim, de laatste sluis


Hoeveel hebben we er gehad, honderdvijftig, tweehonderd? Hoe dan ook, dit was de laatste sluis. We steken de kop de Rijn in bij kilometer 497, de snelheid neemt toe tot ruim zeventien kilometer per uur bij twaalfhonderd toeren, dat betekent een kilometer of vijf stroom mee. Als we zouden willen, waren we over dertig uur in Rotterdam. De Veerhaven ligt bij kilometer 1000. Maar dat willen we nog even niet. 

Sinds gisteren in Hoechst staat de mast ook weer rechtop, en dat laten we voorlopig zo. Tot volgend jaar.

En hier, op de hoek van de Rijn en de Main, staat de laatste vingerwijzing naar de Donau waar we zo lang op hebben doorgebracht.

zaterdag 3 november 2012

"Over een week zijn we thuis"...

... bromde Rob vanmorgen bij het ontbijt. Het is waar, we zijn bezig terug te komen waar we vandaan kwamen. 
Frankfurt
We lagen voor de kade in Offenbach aan de Main, niet ver van Frankfurt, en we zijn dus weer in het deel van Duitsland waar in de grote plaatsen geen Altstadt te ontdekken valt. Platgebombardeerd in de oorlog, en bijgevolg allemaal modern. Het is op het gebied van stedenbouw niet anders dan met de industriële infrastructuur. Die was ook totaal verwoest, is volledig nieuw neergezet en heeft Duitsland aan zijn Wirtschaftswunder geholpen. De Engelsen hadden het nakijken, die hadden nog wel fabrieken, maar oud en uitgewoond, en de oorlog had ze zoveel gekost dat er geen geld meer was om ze te moderniseren.

Zo hebben we heen en terug door het Europa van de oorlogen gereisd, en we vroegen ons af of dit werelddeel agressiever en oorlogszuchtiger is dan andere. De stelling van Jared Diamond in zijn boek Guns, Germs and Steel werd erbij gehaald, dat wij Europeanen (nou, onze voorouders dan, en Westerlingen in het algemeen) niet de overhand hebben gekregen door superieure technologie of wetenschap, maar doordat we gemener waren dan alle anderen. En vooral omdat we een aantal lelijke virussen en gewoonten (alcohol!) meebrachten waar anderen niet tegen konden en waarvoor ze massaal het loodje legden.

Sporen van oorlog hebben we overal gezien. Om te beginnen al in Rotterdam natuurlijk, verder hier in Duitsland dus, maar ook de nieuwe brug bij Novi Sad op de plek waar de oude, kapotgeschoten, jarenlang het Donauverkeer heeft geblokkeerd. Ruïnes van turkenforten; de plek waar Hadrianus een brug over de Donau liet leggen om de Daciërs een lesje te leren; en de vijftig lagen van verwoesting en wederopbouw van Beograd. Het is als een zware bromtoon onder de melodie van dit werelddeel, dat ook zo uitzinnig mooi is.

Er zijn me van heel mijn gymnasiumopleiding maar een of twee teksten bijgebleven. Een is van Sophocles, in wat wel de ode op de mens wordt genoemd:
"Polla ta deina, t'ouden anthropou deinoteron pelei"
"Veel is er indrukwekkend, maar zo indrukwekkend als de mens is er niets", was de vertaling waar wij met onze scholierenkennis op kwamen.
Ik zou het tegenwoordig anders zeggen: De mensheid is een krankzinnige uitvinding. En wij zijn er deel van.