De waterscheiding |
Het hoogste kanaalpand ligt op 406 meter boven zeeniveau. Onmiddellijk daarna komen in snelle opeenvolging drie van de hoogste (of diepste) sluizen van het kanaal, die je elk ruim 24 meter laten zakken. Zelfs de Dzjerdapsluizen in de Donau bij de IJzeren Poort zijn niet zo hoog. Weliswaar is het verval daar 35 meter, maar dat gaat via twee achter elkaar liggende sluiskolken.
Omdat de kanaalsluizen hier ook nog eens veel smaller zijn, krijg je onderin het gevoel dat je in een diepe canyon zit.
We komen van zeeniveau bij Sulina; we moeten naar zeeniveau terug bij Rotterdam. Geen wonder dus dat aan deze kant de sluizen dichter op elkaar zitten en een groter verval hebben: hier moet de hoogte van ruim vierhonderd meter worden weggewerkt over ongeveer duizend kilometer vaarweg; aan de andere kant hebben ze daar vijfentwintighonderd kilometer voor.
Over dat hoogste kanaalpand nog - het lastige is, en dat geldt voor ieder kanaal dat over een bergrug heen gaat, dat daar altijd alleen maar water uit wegstroomt. Dat moet dus altijd vanuit een hoger punt worden aangevuld. In het Canal du Midi heeft het zeventiende-eeuwse waterbouwgenie Pierre-Paul Riquet dat opgelost door er een heel kunstmatig meer voor aan te leggen, het Lac Saint-Ferréol, dat via een kunstig aangelegd voedingskanaal wordt gevuld vanuit de zestig kilometer verder liggende Montagne Noire.
Dijk |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten